C. H. de Jonge
Een 17e eeuwse Hollandse tegelvloer in het kasteel Beauregard bij Blois
in:
mededelingenblad
vrienden van de nederlandse ceramiek 43 / juni 1966

 

Inleiding

Op 8 km van Blois (Dép. Loir & Cher) aan de rand van het bos van Russy ligt het kleine kasteel Beauregard, dat terecht deze naam verdient. Een park van 70 hectaren met eeuwen-oud geboomte en hier en daar een tuinbeeld rondom het huis geeft het een weids aspect. De lange lijnrechte oprijlaan met een verrassend uitzicht op de toegang tot het kasteel mondt uit op de auto-route Blois-Cheverny; door het park leidt een bosweg naar het dorp Cellettes, de gemeente, waarin Beauregard is gelegen. Aanvankelijk was Beauregard slechts een jachtpaviljoen van René de Savoye. Het werd in 1546 door Jean Du Thier, minister van Henri II, gekocht en tot kasteel vergroot. Ducerceau, in zijn boek 'Lesplus excellens Bastiments de France" (1576), noemt het 'mignard et autant bien accomode qu'il est possible'. Het bestond toen uit 'deux gros pavillons reunis par une galerie '.

In 1617 werd Beauregard eigendom van Paul Ardier, controleur general des guerres. Hij werd in 1627 tot Tresorier de l'Espargne bevorderd, maar trok zieh in 1631 op het kasteel terug om zieh geheel aan de verfraaiing er van te kunnen wijden. In 1638 is hij, 95 jaar oud, overleden, nadat hij gedurende 65 jaren drie Franse koningen had gediend.

Bernier, de schrijver van de Histoire de Blois (1682) is onder de indruk van de interne bouw van het kasteel: 'Il y a je ne scay quoy de singulier et de grand dans cette maison en noemt het 'Beauregard le Royal'. Onder Lodewijk XIV is het gebied tot Vicomté verheven; met de Franse revolutie kwam hieraan een einde.

Aan Jean Du Thier en Paul Ardier is het in hoofdzaak te danken, dat Bearegard een 16e-eeuws en een vroeg 17e eeuws interieur bevat, dat vrijwel intact gebleven is en daardoor van groot historisch belang is geworden.

Tot in 1762 bleef het kasteel in bezit van de Familie Ardier en haar verwante nazaten. In 1809 wordt het eigendom van de Markies de Gaucourt, die het volgens de ideeen van zijn tijd liet moderniseren. Hij liet de oude kapel met fresco's van Nicole dell'Abbate slopen en de tuin achter het huis in Engelse stijl aanleggen, zoals die nu nog bestaat.

In de 19e eeuw ging Beauregard tweemaal in andere handen over, waarbij door de architect De la Morandiere, die talloze franse kastelen moderniseerde, de 'redoutables restaurations' werden voortgezet. Toen het van 1912-1925 in bezit was van Louis Tellier, heeft deze een begin gemaakt met een restauratie, die ten doel had de zuivere Lod. XIII stijl in ere te herstellen, waarbij tevens aan de verlangens van modern comfort kon worden voldaan. In 1925 verkocht hij het kasteel aan de Heer en Mevrouw Marcel de Gosselin geb. Amélie de Bar, eerder douairière Graaf Guy du Cheyron du Pavillon. Mevrouw de Gosselin, die thans nog Beauregard bewoont, heeft deze restauratie nog geperfectionneerd. De herinnering aan minister Du Thier (gest. 1559) leeft voort in le Cabinet aux Grelots', een vierkant vertrek met eikenhouten betimmering en cassettenplafond, waarin in verguld reliëf het familiewapen van Du Thier (drie belletjes, 2 en l geplaatst) is verwerkt. Men vindt dit motief, dat de naam aan het vertrek heeft gegeven, ook in de panelen der betimmering en kastdeuren terug. Dit beeldhouwwerk is van de maître-ébéniste Scibec de Carpi, onder wiens leiding ook de boiseries van Fontainebleau en van het Louvre zijn tot stand gekomen.

Du Thier stelde belang in vele facetten der Renaissance-cultuur. Hierop hebben ook de latere schil-deringen boven de betimmering betrekking o.a. op de schilderkunst, muziek, sculptuur, en op goud-en zilversmeedwerk; maar vooral kocht hij fraaie handschriften en verzamelde een uitgebreide bibliotheek. Hij was de vriend en beschermheer van de dichter Ronsard, die enige verzen aan hem en zijn collectie wijdt, waardoor Du Thier in de Franse cultuur van zijn tijd enige bekendheid heeft verworven. Hierdoor is als het ware de betekenis van het 16e eeuwse Cabinet aux Grelots gedocumenteerd. De schouw is in de 17e eeuw door de toenmalige eigenaar vernieuwd. Rondom het schilderij de gebeeldhouwde wapens van de familie Ardier, vader en zoon, met die van hun vrouwen: Suzanne Philippeaux en Louise Olier (van haar het monogram). Vooral de vader Paul Ardier, sinds 1617 in het bezit van Beauregard, heeft een merkwaardige bijdrage tot verfraaiing van het kasteel geleverd. Hij decoreerde boven de arcaden de grote galerij, die thans om twee redenen een wel zeer bijzondere historische en culturele achtergrond heeft gekregen. In de eerste plaats om de volledige portrettenreeks der Franse koningen van Philippe de Valois af tot Lodewijk XIII. Zij sieren de traveeën tussen de ramen en de vakken tussen deuten en schoorsteen. Systematisch zijn in elk muurvlak drie rijen boven elkaar de portretten van de koningen, hun vrouwen en kinderen en voorts van enige vooraanstaande figuren uit elk tijdvak zowel uit Frankrijk als uit het buitenland gerangschikt. In de panelen daaronder zijn behalve de deviezen der koningen, de data der betreffende regeringsperioden en chronologisch de voornaamste gebeurtenissen vermeld. De panelen zonder deviezen hebben religieuse voorstellingen, geschilderd door Jean de Monnier de Blois, die ook interieurs in Cheverny decoreerde. Bijzondere aandacht krijgt het schoorsteenstuk met het portret van Henri IV te paard; en tot slot aan het einde van de galerij een majestueus portret van Lodewijk XIII ten voeten uit ter zijde twee van zijn ministers. De portretten hebben geen grote kunstwaarde: het zijn veelal goede copieën, waarvan de waarde vooral in de complete reeks gelegen is. Het museum te Versailles heeft bij de samenstelling der volledige historische portrettengalerij in Beauregard menig voorbeeld gevonden.

De oudste zoon en naamgenoot van Paul Ardier, president de la Chambre des Comptes de Paris, overleden 7 November 1671, erfde Beauregard. In een aangrenzend vertrek heeft hij de historische portrettengalerij ten tijde van Lodewijk XIV voortgezet, doch deze collectie is in de 19de eeuw verspreid geraakt. De betrekkingen, die tijdens de regering van Lodewijk XIII ook met de Nederlanden onderhouden werden, blijken o.a. uit drie portretten van Oranjevorsten: Prins Willem I, Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik, de laatste twee vermoedelijk naar originelen van Mierevelt.

Het portret van Prins Maurits is zeker in verband te brengen met het tweede historische document in de galerij: de vloer van Hollandse tegels, die in 1627 moet zijn besteld en aan het einde van dat jaar is geleverd, doch eerst later in de 17e eeuw werd gelegd. Dit vond zijn oorzaak hierin, dat Paul Ardier Sr. reeds in 1638 is overleden, toen de portrettengalerij wellicht juist was voltooid. Dank zij de in het kasteel bewaard gebleven archieven van Beauregard is na bij na drie-en-een-halve eeuw omtrent de lotgevallen van deze tegelvloer historisch veel aan het licht gekomen.

 

Mémoires

De voorganger van de tegenwoordige archivaris heeft in 1931 de archieven naar onderwerpen geordend. Zodoende zijn in bundel 64 alle stukken bijeen, die op de tegelvloer in de galerij betrekking hebben: 'carreaux d'émail de la galerie; achat et pose, XVIIe siècle'.

Zij vormen vrijwel de enige en uiterst belangrijke bijdrage als leiddraad bij de poging de geschiedenis van de tegelvloer te reconstrueren, zij het dan ook, dat enkele punten onopgehelderd moesten blijven.

Daartegenover staat als positief resultaat:

1. dat de levering, verzending en aanvoer der tegels kon worden vastgesteld, evenals de geldelijke waarde en de betaling van de bestelling te Parijs in 1627.

2. dat de gekleurde tekening van het eerste ontwerp in het archief is bewaard gebleven; dit stelt de groepering der soldaten voor in voorhoede, hoofdmacht en achterhoede. Door het overlijden van Paul Ardier is de verwezenlijking van deze legeropstelling echter niet doorgegaan.

3. dat deze legeropstelling in plaats van in grafische uitvoering als een tegelvloer in beeld werd gebracht naar het voorbeeld van de 'Wapenhandelinghe van Roers, Musquetten ende Spiessen' geschreven door Prins Maurits met gravures van Jacob de Gheyn (1608), wat de Infanterie betref, en naar de boeken van Johann Jacobi von Wallhausen.

De vloer zou een historisch beeld geven van de krijgskunde dier dagen. Dit verklaart tevens, dat het portret van Prins Maurits, evenals dat van Prins Frederik Hendrik in de reeks der historische figuren van deze periode is opgenomen.

 

In de gids van het kasteel Beauregard wordt de tegelvloer 'unique en France' genoemd en omschreven als 'toute une armee en marche'. Dit heeft echter betrekking op de latere legeropstelling, uit 1646, daar het ontwerp van Paul Ardier oorspronkelijk als een gevechtsgroep was gedacht, zoals uit de beschrijving van 1627 blijkt.

Zijn plan moet al evenzeer uniek geweest zijn als het latere, ook al omdat het voor Nederlandse begrippen al zeer ongewoon is, dat Hollandse tegels voor vloerbedekking worden gebruikt. Ze zijn daarvoor niet geschikt, omdat de glazuur door het belopen afslijt en de tegels aan glans en kleur inboeten. Dit is dan ook in de loop der jaren geschied.

 

De tegelvloer

Naast de verschillende plannen van legeropstelling die in de archieven van Beauregard in geschrift bewaard zijn gebleven, is er dan de tegelvloer zelf, zoals die na meer dan drie eeuwen nog bestaat.

Aan de hand van de tegenwoordige opstelling der 4930 blauwe en het aantal van 1238 witte, in totaal 6168 tegels kan men vergelijkender wijze vaststellen, dat zowel in de eerste als in de tweede ontwerp-tekening en berekening van een ongeveer conforme hoeveelheid is uitgegaan. Hoewel een geheel andere opzet ten grondslag ligt aan het plan van 1627, tegenover dat van, naar men mag aannemen in 1646 uitgevoerde, ontlopen ze elkaar in aantal niet zoveel.

Met het aantal van de tegenwoordige tegelvloer van 4930 blauwe en 1238 witte tegels komt men dus inclusief de opgeborgen 977 tegels tot een totaal van 7145. Dit is met de nabestelling van de witte tegels in Parijs zeer wel mogelijk. Bovendien blijken talloze tegels gehalveerd ter op vulling van de ruimte langs de plinten van de ramen, de betimmeringen en de schoorsteen en in de loop der eeuwen zijn vele tegels, waarvan de glazuur te zeer was afgelopen of die kapot waren gegaan door nieuwe uit de voorraad vervangen. Dit is ook gebeurd na de bezetting door Duitse troepen in de laatste wereldoorlog, waardoor ernstige beschadigingen waren aangebracht. Met de laatste vernieuwingen is nu de reserve-voorraad geheel uitgeput.